Het complex bestaat uit twee aaneengeschakelde volumes met in totaal 88 sociale huurappartementen. De gebouwen omsluiten een groen binnenhof en openen zich naar het naastliggende park. Zo wordt de straatdrukte geweerd en de natuur onderdeel gemaakt van het wooncomfort. Voor het vergroten van de sociale betrokkenheid zijn uit de groep huurders twee ‘pleinmakers’ geworven die kartrekkers zijn voor tal van activiteiten in de gemeenschappelijke binnentuin. Zo wordt actief gewerkt aan een fijne en vertrouwde woonomgeving.
De entrees, het parkeren en alle praktische zaken als vuilnis en opstelplaatsen voor de brandweer liggen aan de iets meer facilitaire noord-/oostzijde. Daardoor ligt het overgrote deel van de woningen aan het groen of de binnentuin. De overgang van wonen naar openbaar is gekenmerkt door verhoogde entrees. Om het gebouw heen zijn plantenbakken mee ontworpen die inmiddels zijn beplant door de bewoners.
De architectuur haalt op twee onderdelen inspiratie uit gebouwen uit de directe omgeving. Zo hebben de portiekflats aan de Reitse Hoevenstraat een verbijzondering van de entrees door witte betonnen gevelvlakken. De verspringende koppen zijn een verwijzing naar de portiekflats aan de Nassaustraat. Verder vormt een betonnen-grid met metselwerkinvulling met een afgeronde profilering het verbindende element. Op sommige plekken geeft dit grid rankheid, op andere plekken zorgt het voor aansluiting bij de balkons en galerijen. Bij het vrijstaande volume en de koppen is voor een wat donkerdere bruine steen gekozen dan bij het U-blok. Hierdoor krijgen de gebouwen en hoeken een eigen identiteit, maar zijn ze toch duidelijk familie.
We hebben bij dit project de klimaatopgave weten te koppelen aan het wooncomfort. Zo is het complex aan het zuidwesten open, precies op de plek waar het vrij toegankelijke, collectieve binnenterrein op de juiste momenten zon vangt, wel in de vroege avond, maar niet vroeg en midden op de dag. Hierdoor blijft het binnenterrein gedurende de dag relatief koel. De verschillende hoogtes van de bouwvolumes versterken dit effect: de hete lucht blijft niet tussen de gebouwen hangen.
De openheid naar het naastgelegen park is een ruimtelijke kwaliteit, maar zou ook kunnen leiden tot een té openbaar binnenterrein. Om dit te voorkomen zijn twee elementen ingezet die tegelijkertijd een bijdrage leveren aan de klimaatadaptiviteit van het complex: Groen in het binnenterrein zorgt voor beschutte plekken en verkoeling en daarnaast vormt de samen met het gebouw vormgegeven wadi als infiltratievoorziening bij heftige regen een natuurlijk vormgegeven afscheiding tussen het openbare park met wandelroutes en het binnenterrein. Het binnenterrein is iets hoger gelegen dan het aansluitende maaiveld en gaat door middel van een verzonken trap over in het naastliggende park. Daardoor ervaren de bewoners het park echt als verlengstuk, maar andersom is de trap net een subtiele barrière om park en tuin te scheiden. Vanuit het binnenterrein, maar ook vanuit de woningen die wat verder van de parkzone zijn gelegen, hebben de bewoners een mooi uitzicht op de volgroeide bomen die zo een bijdrage leveren aan de leefkwaliteit voor alle woningen in het complex.